Op 9 maart presenteerde de Sociaal Economische Raad (SER) het IMVO Convenant Duurzame Kleding en Textiel. Het initiatief moet zorgen voor verbetering van de arbeidsomstandigheden in de kleding- en textielsector. De voorzitter van het plan spreekt van een ‘enorme doorbraak’, maar de Schone Kleren Campagne, een organisatie die zich inzet voor betere arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie, is minder enthousiast.
ACTUEEL – Pierre Hupperts, onafhankelijk voorzitter van het convenant, reageert verontwaardigd op de kritiek die de Schone Kleren Campagne (SKC) gisterochtend uitte. Vlak voor de presentatie van het convenant (een overeenkomst, red.), stelt de SKC in een persbericht teleurgesteld te zijn over het gebrek aan concrete doelen en het ontbreken van de financiële onderbouwing. Hupperts: “Er zijn juist enorme stappen gezet. Met dit plan kunnen we misstanden in de productieketen van de kleding- en textielsector analyseren en aanpakken. Dit is een enorme doorbraak.”

De coalitie van het convenant bestaat uit de Nederlandse brancheorganisaties VGT, Modint en Inretail, de vakbonden FHV en CNV, de maatschappelijke organisaties Solidarid, UNICEF, de Landelijke India Werkgroep, Stop Kinderarbeid Coalitie, Stichting Vier Voeters en de overheid.
Pijnpunten
De overeenkomst, waar de partijen sinds september aan hebben gewerkt, heeft twee doelen: enerzijds om risico’s en problemen binnen de sector op te sporen en anderzijds om met de bedrijven tot een gezamenlijke oplossing te komen voor die problemen. Hupperts: “De afgelopen maanden hebben we met de sector zelf gekeken naar de pijnpunten en wat we daar vervolgens mee kunnen doen. Zo hebben we bijvoorbeeld afgesproken te werken aan de bestrijding van discriminatie, kinder- en dwangarbeid en het terugbrengen van het gebruik van water, energie en chemicaliën. Samen met een brede coalitie bestaande uit brancheorganisaties, maatschappelijke organisaties en bedrijven uit de sector hebben we dit vastgelegd in het convenant.”
Te weinig ambitie
Hupperts erkent dat er nog geen duidelijk afspraken zijn over een leefbaar loon of vakbondsvrijheid voor de textielarbeiders. “Het is nu nog niet mogelijk om tot een leefbaar loon te komen omdat het collectief geregeld moet worden, en dat kost tijd. Voor elk bedrijf moet je nagaan in welke fabrieken zij produceren, in sommige fabrieken wordt kleding voor meer dan twintig merken geproduceerd. Kom dan maar eens tot een besluit.”
De Schone Kleren Campagne weet als geen ander hoe lastig het is om punten als vakbondsvrijheid of eerlijke lonen te kunnen bewerkstelligen, stelt Scally. “Maar het moet natuurlijk wel de ambitie zijn van zo’n plan. En dat zien wij nu te weinig terug.”
Goede sier maken
Als voorbeeld van hoe het niet moet verwijst Scally naar het Plan van Aanpak verduurzaming Nederlandse Textiel- en kledingsector 1.0, “Dit Plan zou tot concrete acties en verbeteringen gaan leiden. Maar ruim twee jaar later bleek er van dit groots aangekondigde plan nauwelijks iets uitgevoerd te zijn. De bedrijven die meewerkten wilden wel goede sier maken door het plan te ondertekenen, maar wilden het vervolgens niet doorzetten in de praktijk.”
Volgens de Schone Kleren Campagne dreigt dit nu weer te gebeuren. “Je moet resultaatsgebonden afspraken maken, zoals bij het Bangladesh-akkoord. Toen werden tussen kledingmerken, de Bengaalse vakbonden en NGO’s duidelijke afspraken gemaakt over minimale veiligheidsnormen in de fabrieken. Dan voorkom je dat bedrijven zich achter zo’n convenant gaan schuilen zonder dat er concreet iets verandert voor de arbeiders.”
Wel of geen doorbraak?
Hupperts vindt het een onterechte vergelijking, en wijst erop dat het bij het Plan van Aanpak ging om een initiatief vanuit de branche zelf, terwijl er nu vier verschillende partijen om de tafel zitten. “De tekst barst van de doelstellingen en verbintenissen. Als dat voor de Schone Kleren Campagne niet genoeg is, dan jammer.”
Hoewel de SKC benadrukt nu geen handtekening onder het convenant te willen zetten, sluit de organisatie niet uit zich in de toekomst wel aan het plan te willen verbinden. “Het convenant kan een doorbraak gaan betekenen. Maar dan moet het niet in het papierwerk blijven zitten. Er moet concreet iets gebeuren waar de mensen op de werkvloer ook echt iets aan hebben.”
Maar voordat het convenant in werking kan treden, moet eerst de financiering rond zijn en moeten ten minste 35 bedrijven uit de sector, die samen minimaal 30 procent van de omzet in de Nederlandse mode- en kledingmarkt vertegenwoordigen, de verklaring ondertekenen. Minister Lilianne Ploumen heeft toegezegd als overheid de startfinanciering voor eigen rekening te nemen. “Dat geeft tijd om goede afspraken te maken over hoe het convenant precies wordt gefinancierd en hoe de hele sector daaraan kan bijdragen”, stelt ze. Uiteindelijk moet in juni 2016 duidelijk worden hoe groot het draagvlak is voor het convenant en of het 59 pagina’s tellende document ook daadwerkelijk een bijdrage gaat leveren aan de verduurzaming van de textielindustrie.
Lilianne Ploumen (Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) op werkbezoek in een textielfabriek in Bangladesh. Op het nieuws dat de SKC zich niet verbindt aan het akkoord zegt ze: “Ik begrijp dat het convenant volgens hen op het punt van leefbaar loon niet ver genoeg gaat. Alle andere partijen vonden het echter niet realistisch op dit punt verder te gaan, omdat individuele bedrijven daar vaak weinig aan kunnen veranderen.”
3 gedachtes over “Convenant voor het verduurzamen van de textielsector: duurzame doorbraak of papieren exercitie?”