Een waterdichte jas, een jurkje dat niet kreukt of een T-shirt waar je minder snel in zweet. Het zijn eigenschappen van kleding die we waarderen. Maar dat daar tientallen chemische middelen voor nodig zijn, realiseren we ons nauwelijks. Hoe schadelijk is de kleding die we dragen voor onze gezondheid? En wie houdt hier toezicht op?
In 2011 bracht Greenpeace een groot onderzoek naar buiten over het gebruik van giftige stoffen in de kledingindustrie. In kleding van onder meer Adidas, Puma, Nike en G-star werd nonylphenol ethoxylaat gevonden, een hormoonverstorende stof. In de jaren daarop kwam de milieuorganisatie met nog meer verontrustende berichten: zo bleken er ook azo-kleurstoffen (synthetische kleurstoffen) in kleding te zitten, waaruit kankerverwekkende aminen (chemische verbinding) konden lekken. Consumentenprogramma Kassa kwam dit jaar met dezelfde conclusies na een onderzoek naar schadelijke chemicaliën in bontkragen van kinderkleding. Grote hoeveelheden giftige stoffen waaronder het kankerverwekkende formaldehyde en hormoonverstorende ethoxylaten werden in de kraagjes gevonden. Dat alles volgde op een waarschuwing van de Internationale Federatie van Gynaecologen en Verloskundigen, dat de blootstelling van de mens aan giftige chemicaliën dramatisch is toegenomen. Volgens de gynaecologen zou er steeds meer bewijs zijn voor de rampzalige gevolgen daarvan voor de gezondheid, en met name voor de voortplanting.
De aanwezigheid van giftige stoffen in kleding is een serieus probleem. Toch is het niet iets van deze tijd. Zo constateerde Klaus Malten, lector in de arbeidsdermatologie, in 1964 al dat er schadelijke stoffen in synthetische materialen zaten die zorgden voor contacteczeem. Ondanks de in zijn beleving geconstateerde ‘schokkende resultaten’, leidde het niet tot maatregelen. Nu, ruim vijftig jaar later is er wel wetgeving omtrent het gebruik van toxische stoffen in goederen. Toch tonen verschillende onderzoeken aan dat kleding met gevaarlijke stoffen gewoon hier in de winkels te koop is. Hoog tijd om eens een kijkje te nemen in de chemische-industrie achter onze kleding.

DuPont: Op de wereldtentoonstelling van 1939 in New York presenteerde DuPont het eerste nylon product: dameskousen. De nylons kwamen vanaf 15 mei 1940 in de verkoop en vlogen direct de winkels uit. In het eerste jaar werden maar liefst 64 miljoen nylonkousen verkocht. De deelname van de Amerikanen aan de Tweede Wereldoorlog maakte nylon als materiaal voor parachutes en militaire veiligheidsvesten, enorm populair. Sterk, licht als zijde en in grote hoeveelheden te produceren
Synthetische vezels
Om te begrijpen waarom er überhaupt chemicaliën worden gebruikt voor het produceren van kleding, moeten we terug naar het begin van de vorige eeuw. Toen werd er voor het eerst geëxperimenteerd met chemische middelen binnen de textielindustrie. In het lab werd gezocht naar nieuwe toepassingen voor textiele vezels om de eigenschappen van kleding te kunnen verbeteren en om een goedkoper alternatief voor het kostbare katoen en linnen te kunnen bieden. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog, in 1938, werd de eerste geheel synthetische vezel ontdekt: nylon, een polyamidevezel. Kleding werd beter betaalbaar en al snel volgden andere synthetische vezels waaronder polyester (PL), polyacryl (PAC), polyamide (PA) en polypropeen (PP).
Fossiele brandstoffen
Deze synthetische vezels zijn textielvezels die niet zoals bij katoen, linnen of wol uit de natuur komen, maar via een kunstmatig proces worden gemaakt. Voor de productie wordt niet alleen gebruik gemaakt van fossiele brandstoffen, zoals aardolie, maar ook van chemische stoffen. Afhankelijk van de materiaalsoort wordt een vloeibaar mengsel, bestaande uit verschillende stoffen, door spindoppen (een dop met kleine gaatjes) gegoten. Door de toevoeging van een andere stof ontstaat een reactie waarbij de vloeistof in de gaatjes stolt, en zo uitmondt tot een draad die later tot doek geweven kan worden.
Een deel van de chemische stoffen die daarbij wordt gebruikt, is giftig. Een daarvan is Benzeen, een monocylinische aromatische koolwaterstof (MAK). Benzeen wordt in de kunststoffen-industrie gebruikt als basisgrondstof, zo ook voor de productie van nylon. Hoewel de blootstelling aan benzeen in de tachtiger jaren nog in verband werd gebracht met een verhoogd risico op leukemie, bleek dat na onderzoek van de Universiteit van Maastricht in 2004 niet zo te zijn. Toch kan een langdurige en hoge blootstelling aan de stof impact hebben op de gezondheid, zoals een vermindering van de immuunreactie, neurotoxische effecten of een irritatie van de luchtwegen.

‘Danlon meisjes’ aan het werk in de kousenfabriek in Emmen. (foto: DuPont)
Grootste slachtoffer
Wat het risico is, van het dragen van kleding waar dit soort chemische stoffen in verwerkt zitten, is lastig te zeggen, vertelt Jacob de Boer, hoogleraar Milieuchemie en -Toxicologie. “Hoe schadelijk de blootstelling is, is sterk afhankelijk van de hoeveelheid die je ervan binnenkrijgt. Iets dat te maken heeft met in hoeverre de stof loslaat en vrijkomt van het textiel, hoeveel contact het heeft met de huid en of je er deeltjes van kunt inademen.”
Een groter risico op het binnenkrijgen van schadelijke stoffen lopen de mensen die ermee werken. “Arbeiders in de textielindustrie zijn de grootste risicogroepen. Zij worden vaak langdurig en onder hoge concentraties blootgesteld aan toxische stoffen.” Als voorbeeld verwijst de hoogleraar naar het gebruik van het kankerverwekkende chroom-6 door Defensie waardoor nu honderden oud-defensiemedewerkers met gezondheidsklachten kampen. “De mensen die ermee werken of werkten zijn uiteindelijk het grootste slachtoffer.”

Katoenboer in Uzbekistan, bezig met het besproeien van zijn planten met pesticiden. (foto: The True Cost)
Zijn natuurlijke materialen wel gifvrij?
In tegenstelling tot bijvoorbeeld nylon, polyester en acryl, zijn materialen als katoen, linnen, wol en leer een product uit onze natuur. Dit zegt echter niks over het gebruik van wel of geen chemicaliën. Want ook voor de productie van natuurlijke kledingvezels worden giftige stoffen gebruikt. Zo staat het verbouwen van de katoenplant en het verwerken van de katoenvezel bekend als één van de meest vervuilende vormen van agrarische landbouw in de wereld. Gemiddeld is er zo’n 150 gram aan chemicaliën (pesticiden en meststoffen) nodig voor het verbouwen van genoeg katoen voor één T-shirt. Deze chemische bestrijdingsmiddelen moeten ziekten, plagen, onkruiden of ongedierten tegengaan. Katoenboeren die ermee in aanraking komen kunnen een pesticide-vergiftiging oplopen. Naar schatting gaat het jaarlijks om zo’n 1 tot 5 miljoen boeren. De giftige stoffen komen daarnaast via de bodem in het grond- en drinkwater terecht waardoor volwassenen en kinderen in een gebied waar intensieve katoenteelt plaatsvindt, (dodelijk) ziek kunnen worden.

Katoenplantage in de Verenigde Staten. In de jaren zestig wierp de chemische industrie zich op de katoenproductie. Katoen bleek zich uitstekend te lenen voor nieuwe technologieën, zoals plantenveredeling, monoteelt, kunstmest en genetisch gemanipuleerd katoenzaad. Hierdoor kon katoen steeds grootschaliger worden verbouwd. (foto: The True Cost)
Meer of minder schadelijk
Het risico blootgesteld te worden aan schadelijke chemicaliën bij het dragen van kleding van een natuurlijke materiaalsoort is daarmee niet per definitie kleiner, dan dat bij het dragen van kleding van een synthetisch materiaal. De Boer: “Het is meestal wel zo dat voor het maken van een shirt van polyester of een andere kunstmatige stof, meer chemische middelen nodig zijn. Maar of dat meer of minder schadelijk is dan de hoeveelheden pesticiden die op de katoenplantages worden ingezet, is moeilijk vast te stellen en zal per geval verschillen.”
Na de teelt
Het grootste deel van alle chemicaliën die bij het productieproces komen kijken, worden ingezet tijdens de textielveredeling. Dit zijn alle processen die nodig zijn om de stof of vezel bepaalde eigenschappen mee te geven. Denk hierbij aan het verven of bedrukken, het antistatisch, vlamwerend, waterafstotend, krimpvrij of kreukherstellend maken van de stof. Met name de chemische stof die kleding kreukherstellend maakt, formaldehyde, de synthetische azo-kleurstoffen en de stof die wordt gebruikt voor het reinigen van textiel, de zogenoemde ethoxylaten, zijn omstreden. Deze stoffen staan bekend als kankerverwekkend of hormoonverstorend en zijn vaak de oorzaak van allergische reacties.

Foto: Greenpeace ‘Toxic Report’
Zowel Greenpeace als Kassa vonden deze stoffen terug in kleding die in Europa wordt verkocht. Zo bleek in 16 van de 27 geteste kledingstukken door Greenpeace de stof nonylphenol ethoxylates (NPEs) te zitten. Nonylfenol is een hardnekkige chemische stof met hormoonverstorende eigenschappen die zich via het (afval)water opstapelt in de voedselketen. Het zorgt bij zeer lage concentraties al voor gezondheidsproblemen en staat daarom sinds 2005 op de lijst van verboden stoffen in Europa. Diezelfde stof werd ook in zeer hoge concentraties aangetroffen in de zes bontkragen die Kassa onderzocht. Daarin werd daarnaast ook de kankerverwekkende stof formaldehyde aangetroffen. De Oeko-Tex Standard 100, een test- en certificeringssysteem voor textiel, hanteert een norm van 75mg formaldehyde per kg textiel. Vijf van de zes geteste bontkragen bevatten flink meer formaldehyde; oplopend van 150 tot ruim 250 mg/kg.
Ingrijpen?
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is de instantie die toeziet op de veiligheid van producten. Volgens Benno Bruggink, woordvoerder van de NVWA, worden risicovolle producten onderzocht en getoetst op basis van de Warenwet. “Wij kijken bij kleding naar het aandeel aan chemische stoffen in het totale product. Voldoet dat aan de vastgestelde normen en eisen, dan is er voor ons geen reden om in te grijpen.” De NVWA kwam daarom niet in actie naar aanleiding van het onderzoek van Kassa, vertelt hij. “Wij kijken naar het product in zijn geheel; en dus niet naar de bontkraag an sich. Op basis daarvan zie je dat het gehalte aan chemicaliën niet normoverschrijdend is; gezien de Warenwet is er dus geen reden voor ingrijpen.” Desondanks voerde de overheidsinstantie in dit geval wel een extra risico-analyse uit om er zeker van te zijn dat er geen schadelijke gevolgen aan het dragen van zo’n jas met bontkraag zouden zitten. “Bij zo’n risico-analyse kijken we niet zozeer naar wat er in het product zit, maar juist naar wat er van af komt. Dus hoeveel van die schadelijke stoffen er via inhalatie, huidcontact of inname via de mond in het lichaam terechtkomen.” Maar ook na dit onderzoek kwamen de wetenschappers tot de conclusie dat er nauwelijks een effect zou zijn op de gezondheid. “Wij denken dat het bij dit product wel meevalt.”
De Boer is er niet gerust op. Volgens de hoogleraar toxicologie zijn de concentraties schadelijke stoffen in dit geval zo hoog, dat er wel degelijk reden is voor enige zorg. “Op het moment van blootstelling merk je misschien weinig tot niks van die stoffen, maar het kan twintig jaar later wel voor chronische effecten zorgen; zoals bijvoorbeeld een verstoring van de hormoonhuishouding.”

Uit de handel genomen producten. Het ‘Rapid Alert System’ houdt bij welke producten er in Europa uit de handel zijn genomen omdat deze niet voldeden aan de wetgeving volgens REACH. Hieruit blijkt dat voor kleding- en textiele producten er in de afgelopen twaalf jaar twee producten op de Nederlandse markt zijn geweest die teruggetrokken moesten worden wegens chemische overtredingen. Het gaat om een shawl van het merk Bondia waarin azo-kleurstoffen werden aangetroffen en om een schort van de Zeeman die een hoog percentage ethoxylaten bevatte. Volgens Bruggink wordt het systeem gebruikt om te rapporteren over producten die niet deugen. En om dit vervolgens kenbaar te maken aan de andere Europese landen. “Elk land kan er uiteindelijk zelf voor kiezen of ze het product wel of niet van de markt halen. Zo houden we elkaar op de hoogte.”
Waarom nu?
Greenpeace en Kassa trokken onlangs aan de bel bij het vinden van hoge dosissen toxische stoffen in kleding. Vijftig jaar geleden deed Klaus Malten dit ook al. In het rapport ‘Textielveredelingsmiddelen als oorzaak van contacteczeem’ beschreef hij welke chemicaliën er destijds veelal in kledingtextiel werden verwerkt ter veredeling van het ‘klassieke product’. Aanleiding van het onderzoek zijn de 66 patiënten die in korte tijd met klachten van contacteczeem bij hem op de polikliniek langskwamen. De snelle ontwikkelingen in de jaren ’50 van de twintigste eeuw op het gebied van kunststoffen, leidde destijds tot een flinke toename van het aantal mensen met contacteczeem. Zo’n dertig jaar later, in 1995, trof de Inspectie Gezondheidsbescherming (IGB) in Alkmaar tijdens een onderzoek naar giftige stoffen in kinderkleding azo-kleurstoffen aan, waaruit kankerverwekkende amines kunnen vrijkomen. Hoewel het Ministerie van VWS destijds op de hoogte was van de uitkomsten, spraken zij de producenten hier niet op aan en werd de gevaarlijke kleding uiteindelijk ook niet uit de handel genomen. Uit een artikel van NRC Handelsblad blijkt dat er over de te treffen maatregelen op het ministerie een conflict ontstond tussen ambtenaren die voorstander waren van aanvullende wetgeving en anderen die vonden dat gevaarlijke kleurstoffen al verboden konden worden op grond van artikel 18 van de Warenwet. Dit artikel zegt dat er geen onveilige producten verhandeld mogen worden.

Artikel uit de Nieuwe Leidsche Courant (1964)
Etikettering
Malten had het naar aanleiding van zijn onderzoek in 1964 ook al over maatregelen. Zo gaf hij aan dat het wenselijk was om een etiketteringssysteem in te voeren. De detailhandel en de consument konden op die manier gewaarschuwd worden met betrekking tot de samenstelling van de gebruikte textielveredelingsmiddelen. Nu onlangs verschillende onderzoeken naar buiten zijn gekomen die aantonen dat er zowel kankerverwekkende als hormoonverstorende stoffen in onze kleding verwerkt zitten, zonder dat de consument daarvan op de hoogte is, is het argument voor het invoeren van een dergelijk systeem, ruim vijftig jaar later, weer actueel. Maar net als bij het voorbeeld van Kassa, waarbij de NVWA niet ingreep omdat de bontkragen als onderdeel van de jas voldeden aan de norm, loopt het ook hier vast op de wetgeving omtrent de handhaving. Bruggink: “Ook nu gelden er regels voor etiketten. Denk aan de wasvoorschriften of de samenstelling van het textiel. Maar als de etiketten niet kloppen of de eisen aan de etiketten niet goed zijn, maakt het de handhaving daarvan voor de NVWA erg lastig.”
Lobby
In dat geval ligt de bal bij de politiek. Zij bepalen, in samenwerking met de andere Europese landen, welke stoffen wel of niet op de ‘verboden lijst’ terechtkomen. Het nemen van beslissingen daarover, gaat alleen niet zo snel, weet De Boer. “Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat elke lidstaat ermee moet instemmen, maar ook met de belangen van de industrie zelf.” Daarmee doelt De Boer op de lobby die achter de chemische industrie zit. “Fabrikanten van chemische toepassingen lobbyen veel bij de overheid voor de al dan niet wettelijke toepassing van hun stof.” En dat mondt meer dan eens uit op het nemen van beslissingen op basis van economische consequenties in plaats van een wetenschappelijke beoordeling. Iets dat goed te zien is in de documentaire Endoctrinement van onderzoeksjournaliste Stephane Horel, die gaat over de machtsstrijd in Brussel rondom hormoonverstorende stoffen. De Boer: “Het gaat om winst en geldbejag.”

In de hoogtijdagen van nylonfabrikant DuPont hadden ze een eigen ‘Chemical Engineering Research Department’ (foto: DuPont)
Wat te doen?
De waarschuwingen van hoogleraren, de oproep om strengere regels omtrent toxische stoffen en de verontrustende onderzoeken van onder meer Kassa en Greenpeace. Het zijn allemaal aanwijzingen dat schadelijke stoffen in kleding een groter probleem zijn, dan wij denken te weten. En ondanks dat, lijkt er de afgelopen jaren nog maar weinig te zijn veranderd als het gaat om de bescherming van de consument hiertegen. Hoewel de NWWA controles uitvoert en toezicht houdt op dat de producenten zich houden aan de regels en normen die gelden voor toxische stoffen in consumentengoederen, blijft het de vraag in hoeverre die regels ons voldoende beschermen. En of ze wellicht niet eens aangescherpt moeten worden? Aangezien er al tientallen jaren meldingen worden gemaakt van hoge concentraties aan schadelijke stoffen in kleding en de NVWA slechts steekproefsgewijs controles uitvoert of alleen als er sprake is van een risicogeval, is het onduidelijk hoe groot het probleem daadwerkelijk is. Want hoeveel kledingstukken in de winkels bevatten toxische stoffen? En wat zijn de mogelijke gezondheidsrisico’s van het dragen van deze kleding? Het zijn vragen die vooralsnog onbeantwoord blijven. Misschien weten we het over twintig jaar, als de gevolgen ervan duidelijk worden.
Dit artikel schreef ik in 2016 voor mijn afstudeerdossier aan de Hogeschool voor Journalistiek
Goed artikel! Aardig vervolg zou zijn een artikel over kleding die wel gifvrij wordt geproduceerd! Nieuwe scriptie opdracht?